Misschien let ik erop, maar deze week is het me opgevallen dat er ineens veel te horen was over het gebruik van rekenmodellen bij het nemen van beslissingen. Het is een vorm van statistiek bedrijven. Ik heb het er al verschillende keren over gehad in mijn eerdere blogs, met name over klimaatmodellen.
Mijn grote ergernis betreft het hardnekkige onvermogen bij politici en bij ‘expert’ journalisten over het interpreteren van data (meetbare gegevens) in het algemeen en speciaal de modellen over klimaat verandering.
De snelle ‘polls’ door de NOS journaal redacties zijn mooie voorbeelden van vervormde beeldvorming wanneer tijdens het journaal een paar snelle interviews langs de grachtengordel tot conclusie wordt besloten met teksten als ‘iedereen in dit land vindt dit…’. Met name Gerri Eickhof en Kysia Hekster zijn voorbeelden van zulke simpele statistieken toepassers. Met aansporing van hun even onkundige redacties.
Deze week hoorde ik (mijn favoriete) macro econoom Kees de Kort op BNR radio verzuchten over de alarmistische verhalen over het klimaat. Hij vroeg zich af waarop dat gebaseerd was. Mijn oren spitsten zich. Hij had het over de rekenmodellen. Die zijn altijd fout en bovendien kunnen ze de toekomst niet voorspellen! Vooral economen hebben er een handje van, dat weten we maar al te goed, want hun hun voorspellingen komen ‘never’ uit. Een echte expert als De Kort die de beperkingen van statistiek op zijn expertisegebied kent gedraagt zich bescheiden bij het interpreteren van gegevens en het gebruik ervan om toekomstige ontwikkelingen te voorspellen.
Die bescheidenheid ontbreekt bij de activistische ‘klimaatexperts’ en politici van 2021. Het voorspellen van het weer over een paar dagen gebeurt al met veel onzekerheden, hetzelfde geldt voor de economische ontwikkelingen over een wat langere periode, maar het verloop van het klimaat over 10, 20, 30 of 100 jaar staat als een paal.
Je kunt met je modellen ook de complexiteit van een probleem omzeilen door bewust onderdelen van een proces weg te laten. Een voorbeeld is het weglaten van het effect van waterdamp (een groter broeikasgas dan CO2) uit de modellen. Dit doen de klimaat modellen van het IPCC. Die hebben moeite met het wisselvallige gedrag van wolken (zie mijn blog van 18 juni 2020). En over de invloed van de zonneactiviteit op het klimaat zullen we het maar niet hebben, die heeft het IPCC officieel als niet relevant bestempeld! Dat lijkt op, nou nee, is pure misleiding!
Zo is ‘consensus wetenschap’ ontstaan, kwestie van de meeste stemmen gelden.
Hoe kunnen onze beleidsmakers op basis van zulke zachte, onwetenschappelijke gronden, zo gigantisch veel energie, tijd en geld besteden aan het ‘corrigeren van het klimaat’?
Wanneer worden deze consensus ‘klimaatwetenschappers’ en politici wakker en gaan ze deze gekte om CO2 uitstoot te elimineren stoppen?
Ons klimaatprogramma berust sowieso op losse ondergrond omdat het is bedacht door commerciële en activistische belangengroepen en hobbyisten. De plannen zijn natuurkundig en ontwerp technisch niet sluitend, dus zullen ze vroeg of laat worden ingehaald door de technische en praktische werkelijkheid. De vele uitvoeringstegenslagen doen zich nu al voor.
De kampioenen subsidieslurpers van nu, de Vattenfall’s en de Tesla’s, moeten zich als technische ondernemingen schamen voor het meeliften met de wereldwijde klimaatzwendel.
Een ander, nog indringender voorbeeld van misbruik van statistiek is een presentatie van Pieter Omtzigt met de titel ‘Modellen regeren Den Haag’ in februari van dit jaar.
Deze kwam uit een andere hoek, maar het heeft wel weer te maken met het misbruiken van rekenmodellen om beleid te maken. In dit geval gaat het om de rekenmodellen voor koopkracht van het CPB en de (milieu)modellen van het PBL.
Omtzigt vertelt in zijn presentatie dat beleid in Den Haag wordt gericht op het optimaliseren van de koopkrachtplaatjes van het CPB. De uitkomsten moeten voor het model een gunstig beeld uitstralen, maar kan in de werkelijke, complexere thuissituaties van de huishoudens zeer negatief uitpakken.
Over het mainstream journaille zal ik het maar niet meer hebben, die hebben allemaal dezelfde blinde vlek als het om statistiek en cijfers gaat. Een interview met een hoogleraar statistiek in het radioprogramma van Jort Kelder op Radio 1 van vanmiddag (zaterdag 27 maart 2021) was – hoe toevallig – weer een blijk van onvermogen van een presentator om dat gevoel voor cijfers op te brengen.
Kelder neemt het RIVM als voorbeeld voor een ‘mislukt’ gebruik van modellen bij het voorspellen van ‘zwarte scenario’s’ in aantal ziekenhuisopnames. De hoogleraar, zoals ik het verwacht, probeert hem uit te leggen hoe modellen werken, met veel aannames en onzekerheden wat betreft de toekomstige ontwikkelingen. Die onzekerheden worden groter naarmate de toekomst verder vooruit ligt.
Maar Jort heeft niet het vermogen (of de wil?) om die uitleg te bevatten en komt steeds terug op het slechte werk van het RIVM. Maurice de Hond zou het beter doen, hij zal dan wel een beter model tot zijn beschikking hebben of is het ook zomaar een meninkje van Jort en de NPO redactie?
Het was me het weekje wel hoor. Ik eindig met het inmiddels beroemde ‘Ollongrentje’ als hilarisch en triest hoogtepunt van de politieke week – een blijvertje voor onze geschiedenisboeken. Ben benieuwd hoe ze daar in Den Haag de komende week eruit gaan komen.
Op naar een lange formatie van een nieuw kabinet.